Het intern waterdistributienetwerk van een gebouw, of het nu voor tertiair of residentieel gebruik is, wordt doorgaans gevoed met water uit het openbare distributienetwerk. Door goed beheer van dit water binnen het gebouw kan de microbiologische kwaliteit ervan gewaarborgd worden.
De Europese richtlijn van 1998 over waterinstallaties voor menselijke consumptie, die in 2001 door de Franse wetgeving werd overgenomen, bepaalt dat de controle op de waterkwaliteit voor menselijke consumptie voortaan bij de 'kraanuitgang' plaatsvindt in plaats van bij de ingang van het gebouw. Hierdoor is de kwaliteit van het geleverd water niet langer uitsluitend de verantwoordelijkheid van de watermaatschappijen, maar ook die van de eigenaars en beheerders van de gebouwen.
Het ontwerp en de controle van de waterleidingen in een gebouw zouden gericht moeten zijn op het beperken van gezondheidsrisico’s. Een afname van de microbiologische kwaliteit van het water kan leiden tot de aanwezigheid van opportunistische pathogene bacteriën zoals Legionella, Pseudomonas of atypische Mycobacteriën. In Europa zorgen lokale overheden ervoor dat de bevolking van kwalitatief goed water wordt voorzien, maar kunnen niet garanderen dat het water volledig vrij is van microbiële risico’s, door factoren zoals:
- de complexiteit en verscheidenheid van waterdistributienetwerken,
- opeenvolgende wijzigingen aan de oorspronkelijke netwerken binnen een gebouw,
- nieuwe waterleidingen en de gekozen materialen,
- de opkomst van nieuwe bacteriën.